Jackson's wever
Ploceus jacksoni

Algemeen

English: Golden-backed Weaver, Eastern Golden-backed Weaver, Jackson's Golden-backed Weaver, Jackson's Weaver
Deutsch: Jacksonweber
Français: Tisserin à dos d'or, Tisserin de Jackson

Taxonomie: Ploceus jacksoni Shelley, 1888*, Kilimanjaro, Tanzania.

Uiterlijke kenmerken

De naam goudrugwever is een toepasselijke naam voor deze soort, hoewel minder gangbaar. De Jackson's wever heeft veel uiterlijke gelijkenissen met de zwartkopwever (Ploceus melanocephalus).
De man heeft een zwarte kop en nek. De zwarte hals gaat over in een kastanjebruine borst en buik. Pas bij de onderbuik en rond de anaalstreek wordt het verenkleed pas geel van kleur. De staart is geel. De vleugels zijn geel, maar zwaar belijnd in donkere tinten. De mantel is vel geel, tevens de herkenbare eigenschap waaraan de soort zijn bijnaam verdiend. Met uitzondering van de palmwevers, is de Jackson's wever de enige Ploceus–soort die zo een vel gele mantel heeft. De man heeft rode ogen en een zwarte snavel. De poten zijn vleeskleurig.
De pop heeft eveneens vrij veel gelijkenis met de pop van de zwartkopwever. De kop en mantel zijn vaal gestreept, de vleugels geel belijnd op een donkere ondergrond en de borst is vaal geel. Over de middenborst loopt een vaal bruine/oranje band. Tevens heeft de pop een gele oogstreep en donkere wangen. De snavel is grijs en de poten vleeskleurig.
De ogen van de pop zijn zeer donker bruin. De oogkleur is een eigenschap waarin we de man van de poppen kunnen onderscheiden als deze in de rui is. De ogen van de man blijven rood van kleur. Dit is met 13 centimeter één van de kleinste Ploceus–soorten.

 

 

Monotypisch

De Jackson's wever is monotypisch; dwz geen ondersoorten.

 

Verspreidingsgebied en biotoop

De Jackson's wever heeft een beperkt verspreidingsgebied. Hij komt voor in Burundi, Kenia, Tanzania en Oeganda, maar ook in het zuiden van Soedan.
Ondanks dit beperkte verspreidingsgebied is het wel een talrijke soort. Hij past zich goed aan aan veranderende omstandigheden in zijn leefgebied en is ook wel vaak aan te treffen in de nabijheid van dorpen en landbouwgebieden. Ze geven de voorkeur aan graslanden met acacia's, liefst in de buurt van water, alhoewel dit geen bepalende factor is.

Huisvesting

In tegenstelling tot andere, in koloniebroedende, Ploceus wevers, zijn ze minder sociaal als het aankomt op nestdichtheid binnen de kolonie.
Deze soort vereist, zeker wanneer samengehouden met andere vogels, een ruimere volière en is ongeschikt voor broedkooien of kleinere binnenvolières. De nestbouw, balts en uiting van sociale eigenschappen vereist bij deze soort aardig wat ruimte. Een groep van deze vogels is een spektakel in een ruime volière.
De volière kan ingericht worden met grote takken. De volière beplanten heeft weinig zin aangezien de vogels deze zullen slopen. Mogelijk heeft dit gedrag dezelfde oorsprong als bij de maskerwever (Ploceus velatus), waarin ze de nesten beschermen tegen grazende giraffes. Maskerwevers plukken dan alle blaadjes van de takken zodat deze niet takken niet meer interessant zijn voor de giraffes en de nesten dus veilig zijn. Aangezien zowel de locatie als de nestbouw zelf, zeer vergelijkbaar is met de maskerwever, is dit een mogelijk oorzaak van dergelijk gedrag. De vogels bouwen hun nesten in afhangende takken van Acacia's. Hier kan in de volière op ingespeeld worden door afhangende meidoorntakken, of takken van treurwilgen, aan het dak van de volière te bevestigen. Een volière met weinig beplanting zal weinig mensen trekken, maar als we de volière beplanten met een mooie grasmat en inrichten met wat grote takken, dan zal deze prachtige soort het gemis van planten in uiterlijke pracht en gedrag zeker compenseren.
De vogels zijn redelijk sterk en, wanneer goed geacclimatiseerd, kunnen deze soorten prima in de buitenvolière verblijven. Er moet wel ten alle tijden toegang zijn tot een droog en tochtvrij nachthok. Vorst wordt redelijk goed verdragen maar bijverwarming in de winter is wenselijk en men zal een extra oogje in het zeil moeten houden voor de zekerheid.

Sociale eigenschappen

Voor wevers uit de groep der Ploceus wevers, is dit een vrij vriendelijke soort. Dit moet relatief genomen worden daar het uiteraard temperamentvolle vogels zijn. Het is, mede daarom, beter om meerdere poppen per man te huisvesten wanneer we de soort in een kolonieverband houden waarin meerdere mannen aanwezig zijn. In de natuur komen de vogels ook in groepen voor, zo lijkt het, maar verdedigen de mannen een klein territorium waarin de mannen enkele poppen hebben. In tegenstelling tot veel andere Ploceus–soorten kan de jackson's wever samen worden gehouden met kleine geelgekleurde wevers als bijvoorbeeld de napoleonwever (Euplectes afer). Aangezien veel wevers uit het geslacht Euplectes, zich ophouden in andere regionen van de volière als de jackson's wevers, is het vaak goed mogelijk om deze soort met Euplectes–wevers samen te houden. Uiteraard speelt de afmeting en inrichting van de volière hier ook een bepalende rol in.

Voeding

 

In de natuur eten deze wevers voornamelijk zaden, aangevuld met blad van zachtbladige planten, alsook insecten.

In de volière geven we de vogels een basis van gemengd tropenzaad met aanvulling van wat grotere zaden. Zie voor de voeding van deze soort ook het speciale mengsel voor Ploceidae. Eivoer moet voornamelijk in het broedseizoen verstrekt worden, maar kleine hoeveelheid kunnen het gehele jaar door verstrekt worden. Het tropenzaad kan aangevuld worden met insectenpaté, alsook levende insecten. Zoals voor alle wevers van belang is, mag ook bij deze wever, voor en tijdens de rui, een ruimix niet ontbreken. Zowel grit, maagkiezel als sepia mogen niet in het dieet van deze vogels ontbreken en moeten verstrekt worden zodat de vogel er naar genoegen van op kan nemen. Insecten die verstrekt kunnen worden zijn meelwormen, buffalowormen en spinnen. Insectenpaté wordt ook opgenomen maar voor de jongen is levend voer noodzakelijk.
Vruchten worden door deze soort ook opgenomen en mogen niet op het menu ontbreken. Men kan dan denken aan appel, sinaasappel, banaan. Als groente kan men komkommer aanbieden. Ook dit wordt goed opgenomen.

Voortplanting

 

 

De man van de Jackson's wever bouwt, in de natuur, zijn nest aan afhangende takken van de Acacia. Deze doorndragende afhangende takken kunnen in de volière nagebootst worden door meidoorntakken aan het dak van de volière te bevestigen. Al hangend aan zijn nest, voert hij fladderend en zingend zijn balts uit.
De nesten blijven vrij simpel in bouw. De pop bekleedt de binnenkant van het nest dan ook amper. De precieze duur van het broeden en de periode tot uitvliegen is nog onbekend.
Als we de soort vergelijken met gelijkende soorten, dan zal de broedtijd rond de 13 ' 14 liggen en vliegen de jongen na ongeveer 18 dagen uit. De pop voert de jongen nog gedurende ruim twee weken tot de jongen volledig zelfstandig zijn.
De pop legt 2 ' 3 eieren. In een goed seizoen met optimale omstandigheden kan een pop best meerdere legsels groot krijgen. De man bemoeit zich niet met de verzorging van de jongen. Deze taak berust volledig op de toewijding van de moeder.
Meerdere legsels per jaar zijn geen uitzondering en als er meerdere poppen per man gehuisvest worden, zal de man nesten bouwen voor meerdere poppen. Hij kan meerdere poppen tegelijk onderhouden.

 

De vogels kunnen geringd worden met ringmaat 3.2.

 

* Naam van de eerste auteur die deze vogelsoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde.
Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staat de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.