Somalische mus
Passer castanopterus

Algemeen

English: Somali Sparrow
Deutsch: Somalisperling
Français: Moineau de Somalie
Taxanomie: Passer castanopterus Blyth, 1855*, Somalia.

Uiterlijke kenmerken

Op het eerste gezicht lijkt de Somalische mus misschien op een geel uitgevallen huismus (Passer domesticus). Dit is wel heel degraderend gesproken, aangezien de Somalische mus een ware schoonheid is. De Somalische mus is echter veel kleiner dan zijn verwanten. Deze kleine mus is slechts zo groot als een bruinrug goudmus (Passer luteus) en meet dan ook 11 centimeter.

Het verwegend gele verenkleed zorgt ervoor dat deze soort eigenlijk geen gelijkende soorten heeft.

 

De man

De kruin, kap, achterhals en zijhals zijn warm bruin van kleur, evenals de vleugelbocht en de schouderveren wat een gedeeltelijk bruine vleugel geeft. De handpennen zijn zwart met gele en witte zomen. Dit geeft een gelijkkleurige was over dit deel van de vleugel. De duimvleugel is zwart. De mantel is grijs met evenwijdig lopende zwarte lijnen. De teugel is zwart, nest als de keelvlek, welke doorloopt tot op de borst. De wangvlek, zijhals, middenborst, buik en flank zijn zacht geel. De anaalstreek is vuil wit. De poten zijn hoornkleurig en de snavel is zwart. De ogen zijn donkerbruin. Buiten het broedseizoen is de snavel hoornkleurig en heeft de man een meer grijze kroon. Het geel van de buik en borst is dan veel valer.

 

De pop
Om het vergelijk tussen huismus en Somalische mus nog maar eens te trekken, lijkt de tekening van de pop ook bij deze soort niet op die van de man. De kruin en achterhals zijn, net als de mantel en wangvlek, grijsbruin. De lichtbruine teugel loopt door in de wenkbrauwstreep, welke op diens beurt overloopt in twee strepen die over de mantel lopen. De vleugel, stuit en staart zijn wat donkerder bruin, maar nog steeds een vale tint bruin. De handpennen hebben een donkerdere bruine tint met lichte zomen. In tegenstelling tot de man, heeft de pop wel een opvallende teugel op de vleugel. Deze is lichtbruin van kleur. De borst is vaal grijsbruin van kleur. De buik en flank zijn zeer licht bruin, haast vaal wit. De keel en anaalstreek zijn wit. De ogen zijn donkerbruin. De poten zijn hoornkleurig, evenals de snavel.

Ondersoorten

De Somalische mus heeft twee ondersoorten, welke hieronder beschreven. 

Er zijn geen duidelijke uiterlijke verschillen tussen de twee ondersoorten van de Somalische mus.

Dit onderscheid is echter wel te maken, maar dan moet de vleugellengte opgemeten worden.

 

Passer castanopterus castanopterus Blyth, 1855*

De nominaatvorm is iets groter. Bij vleugellengtes van mannen, langer dan 70 mm., is er sprake van de nominaatvorm. 

Bij volwassen poppen van de nominaatvorm met de vleugellengte langer dan 67 mm.

 

Grootte/Size/Größe/Taille: 13-14 cm (5 - 5½ inch.)

Vleugel/Wing/Flügel/Aile: 70-75 mm (male) 67-70 mm (female)
Staart/Tail/Schwanz/Queue: ...... mm
Poot/Tarsus/Bein/Tarse: ...... mm
Snavel/Culmen/Schnabel/Bec: ...... mm
Gewicht/Weight/Gewicht/Poids: 18 g

 

Leefgebied: Djibouti, Somalië en oost Ethiopië (oost vanaf c. 41° E)

 

Passer castanopterus fulgens Friedmann, 1931*

Volwassen mannen met een vleugellengte korter dan 70 mm. is een man van de ondersoort fulgens.

Vleugellengtes van volwassen poppen, korter dan 70 mm., zijn vrouwelijke vogels van de ondersoort fulgens

 

Grootte/Size/Größe/Taille: ...... cm
Vleugel/Wing/Flügel/Aile: 66-68 cm (male) 62½-67 cm (female)
Staart/Tail/Schwanz/Queue: ...... mm
Poot/Tarsus/Bein/Tarse: ...... mm
Snavel/Culmen/Schnabel/Bec: ...... mm
Gewicht/Weight/Gewicht/Poids: ...... g

 

Leefgebied: extreem zuid Ethiopië en noord Kenia (zuid tot Kapedo en Marsabit). 

Verspreidingsgebied en biotoop

Het verspreidingsgebied van de Somalische mus beperkt zich tot de landen die gerekend worden tot “De Hoorn van Afrika”. 

 

 

 

De Somalische mus wordt aangetroffen op droge vlaktes. Uberhaupt is de soort algemeen in droge gebieden. Ze houden zich, als uitzondering hierop, ook op in de begroeiing langs de rivieren. Het broedseizoen wordt ingeluid door de regenperiode. Dit geeft de vogels ook de beschikking over water. Buiten het broedseizoen, in de drogere tijden, trekt de soort ook meer op zoek naar eten en water. Ook wordt de soort wel aangetroffen in dorpen en kleine steden, maar ook bij de rotsachtige kusten.

Huisvesting

De Somalische mus brengt in de natuur veel tijd door op de grond, waar hij zijn eten bij elkaar scharrelt. In de volière moet deze vogel daar ook de ruimte voor krijgen. Plant daarom niet teveel bodembedekkers, maar zorg voor een open ruimte van zand. Indien men toch besluit graszoden te plaatsen in het blijf, laat dit dan slechts een klein deel van het bodemoppervlak beslaan, hooguit 25%.
De Somalische mus stelt beplanting wel op prijs, al is het niet strikt noodzakelijk. Een verblijf dat is ingericht met veel dode takken en voldoende zand op de bodem, stelt deze soort al tevreden. Plaats de nestkasten wat hoger in het verblijf.
Het zijn actieve vogels die redelijk veel vliegen. Ze zijn daarom minder geschikt voor broedkooien. Men kan ze het beste huisvesten in beplante buitenvolières of (ruime) kweekvluchtjes.
Als de volière goed beplant is, moeten de vogels voldoende beschutting hebben om de weersomstandigheden te doorstaan. Een nachthok is altijd aan te raden, maar deze hoeft (onder normale winterse omstandigheden) niet verwarmd te worden. Het zijn redelijk harde vogels. Indien de vogels geen beschikking hebben over een nachthok, dan is het aan te raden het verblijf te beschermen tegen guur weer door een zijkant af te schermen voor wind en een deel van het dak te overkappen.

Sociale eigenschappen

De Somalische mus is een tamelijk sociale mussensoort. De vogel komt in de natuur zowel paarsgewijs voor, als in kleine groepen. Dit maakt het houden van deze soort wat ingewikkeld. De vogels dienen goed geobserveerd te worden om te bepalen of de vogels, met name de mannen, dominant zijn en paarsgewijs gehouden dienen te worden, of dat het houden in een groep mogelijk is. Indien men de soort in een groep wil huisvesten, plaats dan niet teveel mannen in de groep en laat meer poppen dan mannen deel uitmaken van de groep. Houdt hierbij als richtlijn aan, ongeveer drie poppen per man. Groepen hoeven niet groter te zijn dan 8 tot 10 vogels.
In de broedperiode is de soort, met name de man, zeer beschermend rondom zijn nestomgeving. De soort duldt geen vogels in de buurt van het nest en in zijn territorium.
Het is daarom aan te raden om deze soort niet met andere territoriale vogels samen te houden, noch met kleinere soorten vogels die minder weerbaar zijn. Uiteraard heeft een verblijf zonder medebewoners de voorkeur. Plaats de soort in ieder geval niet samen met andere soorten mussen, dat leidt onherroepelijk tot problemen.

Voeding

In de natuur eet de Somalische mus voornamelijk zaden, maar ook insecten.
In de volière dient men de Somalische mus een zaadmengsel van tropisch zaad als basis te geven, aangevuld met onkruidzaden, wildzangzaad en grove zaden als bijvoorbeeld dari. Als voorbeeld van een passend zaadmengsel, kan men het zaadmengsel voor Ploceidae hanteren.
Daarnaast vormen gekiemde millet en gierst en bossen verzamelde graszaden in de halm een mooie aanvulling en zorgen voor een afwisselend voedselaanbod.
De Somali mus heeft daarnaast behoefte aan insecten, met name in het broedseizoen. Het is daarom aan te raden de vogels altijd te laten beschikken over insectenpaté en/of buffalowormen. Bij een aantal soorten mussen kunnen de mannen verhoogde agressiviteit vertonen als er teveel meelwormen aangeboden worden. Het is daarom beter om meelwormen weg te laten uit het menu van deze soort.
Naast insecten mag ook groenvoer niet ontbreken. In een goed beplantte volière scharrelen ze zelf ook wel aardig wat knopjes en blaadjes bij elkaar, maar het is aan te raden om de vogels zo nu en dan sla, broccoli of vergelijkbare groente voor te schotelen.
Uiteraard staan altijd voldoende kalk en mineralen ter beschikking.
De soort zoekt foerageert voornamelijk op de grond. Men kan de soort hierin tegemoet komen door af en toe zaden op de bodem van het verblijf uit te strooien. Dit bevordert het natuurlijk foerageergedrag.

Voortplanting

De Somalische mus kan zowel paarsgewijs broeden als in kleine kolonies. Als er in kleine kolonies gebroed wordt, is niet zozeer het totaal aantal vogels doorslaggevend, maar juist het aantal mannen en de dominantie van de aanwezige mannen. Als er in kolonies gebroed wordt, dan bestaan deze groepen uit meer poppen dan mannen. In uitzonderlijke gevallen wordt er gebroed in gemengde kolonies met bruinrug goudmussen (Passer luteus) en Arabische goudmussen (Passer euchlorus). Een dergelijke combinatie is in avicultuur niet aan te bevelen om conflicten tussen de soorten te voorkomen.
In de natuur broedt deze soort van februari tot juli en het broedseizoen is vaak afhankelijk van de start van het regenseizoen. Dit is iets wat men vaker terugziet bij soorten die leven in droge gebieden. Als men vogels in avicultuur aan wil zetten tot nakweek, kan dat door de voliere kunstmatig te gaan besproeien met water, om zo de regen na te bootsen. Daarnaast kan men gekiemde zaden opnemen in het menu en het aandeel insecten iets op gaan voeren.

 

Somalischemussen zijn holenbroeders. Ze zoeken een nestruimte uit in een boom, gebouw of andere constructie en bouwen daar hun nest in. Heel kieskeurig zijn ze niet in het vinden van nestruimtes. Als men in het verblijf van deze soort wat halfopen nestkasten ophangt, is de Somalische mus al snel tevreden.
De Somalische mussen zijn tamelijk productief en leggen dan ook 4 tot 7 eieren. Deze bebroeden ze gedurende 14 dagen. Het is onbekend of beide geslachten de eieren bebroeden. Wel wordt verwacht dat de pop hier het grootste aandeel in heeft. De jongen worden door beide ouders gevoerd en vliegen na ongeveer twee weken uit. Na het uitvliegen worden de jongen nog enige tijd begeleid door de ouders.
De zelfstandige jongen kunnen aanwezig blijven in het verblijf van de ouders. Om inteelt te voorkomen dienen ze wel naar een ander verblijf overgezet te worden bij het eerstvolgende broedseizoen.
Volwassen vogels en goed klikkende koppels kunnen meerdere nesten per seizoen grootbrengen.

De Somalische mus kan geringd worden met ringmaat 2.7.

 

* Naam van de eerste auteur die deze vogelsoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde.
Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staat de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.